Ik ben nu een dikke week onderweg in Vietnam. De gedachten zijn vaak bij Mette en Juliette. Ik vang tussen alle indrukken toch wel heel makkelijk de blik van een kindje op straat.
Vanavond werkt het andersom. Op een druk plein voor de markt in Dalat strijk ik neer voor een kom soep met mie en kip. Neerstrijken is het goede woord want ik mag me zetelen op een plastic kruk van nog geen 25 cm hoog.
De kom staat nog niet voor me of ik blijk gespot door een bruinvuile snoet met een vragend lege hand. Er zijn tot nu toe niet veel bedelaars geweest en geld geven wil ik eigenlijk ook niet. De oplossing wordt op dat moment voor me gezet. Zijn verrukte ogen spreken boekdelen als ik hem vraag of hij dan misschien deze kom soep lust. Ik gebaar de beheerder van de grote pan soep dat hij nog zo’n kom mag brengen.
Met een wuivende hand gebaart mijn ondertussen slobberende vriend iets naar zijn maatje een meter of vijf bij ons vandaan. Het wordt me uit zijn lichaamstaal niet duidelijk of hij hem wegwuift of juist uitnodigt. Ik wijs op een kruk en nog voor hij zit, staat ook hun vriendinnetje met een vragende blik aan tafel. Natuurlijk, jij ook!
Voor nog geen 80 eurocent p.p. wordt er het komende kwartier geslobberd dat het een lieve lust is. Trek of honger weet ik niet. Iedere hap wordt in ieder geval met aandacht naar binnen gewerkt.
Ik zit graag nog even te genieten van het schouwspel. In mijn gedachten zie Mette in al onze rijkdom aan een bord eten. Een brede glimlach van alle drie is mijn toetje voor vanavond.
Voor zo’n bedrag mensen een fijne avond en een gevulde maag bezorgen is toch een hele goede daad.