“Stop! Laat die lepel maar even liggen.” Al spelend met haar lepel is een volle lepel met bramensap en yoghurt op haar eetplank beland. Ik kies dit moment voor een corrigerende opmerking. Op de vraag hoe het komt dat die lepel daar is beland kijkt een lachend en schuldbewust snoetje me aan.
Met diezelfde ontwapenende lach beschouwt ook Mette de situatie: “Mette heeft een rommeltje gemaakt.” Met ingehouden lach kan ik dat alleen maar beamen. En wanneer ik mijn bespiegelingen over spelen met bestek, rommel aan tafel en kinderetiquette probeer te duiden ben ik verkocht met haar eigen toevoeging: “Foei.”