Papadag. En na het middageten lopen we even de bibliotheek binnen. De bieb is net open en het is nog rustig. We komen er vaker. Veel boeken, leuk speelgoed en alle ruimte om te klauteren en te gaan en staan waar Mette wil. De halfrond opgebouwde voorleestribune die bekleed is met tapijt is een prachtige klauterplek. Mette kruipt omhoog, omlaag, opzij en samen is het er goed toeven. Zodra ze op het bovenste deel is geklommen is het extra opletten.

Vanaf de plek bovenop de tribune (het hoogste punt is hooguit 1,20 meter) kijkt ze graag rond. Ik zit een trede lager en wanneer ze wegkruipt, kruip ik parallel met haar mee. Dat is pret. Kirrend en lachend bereiken we het eind van de tribune. Daar houdt ze halt. En met haar handje tast ze af. “Klopt, hier kunnen we niet verder.”

Wat er zich in de komende halve seconde afspeelt kan ik zelf nog steeds moeilijk bevatten en het doet me opnieuw pijn als ik het opschrijf. In minder dan een onbewaakte ogenblik draait ze zich naar een zithouding, waarbij ze met haar billen net onvoldoende draagvlak op de tribune treft. Mijn blik wordt getrokken naar de doffe dreun die ze maakt bij haar val achterover.

Daar ligt ze. Een doodstil moment gevuld met angstige ogen. En aan alles is te zien dat schrik, pijn en drama om voorrang vechten. In de kwartseconde daarna heb ik haar op mijn arm en vult ze de grote bibliotheek met haar verdriet. Geen speen voorhanden. Wel troostende woorden, die haar niet bereiken tussen haar gegil en gehuil. Haar ogen kijken me vragend aan. En ik sus sorry. Een gevoel van radeloosheid klampt me aan. Dat komt later nog meerdere keren terug.

Op zoek naar een rustiger plekje assisteert een behulpzame biebjuf naar het toilet. Koud water helpt niet. Iedere prikkel lijkt te veel. Wanneer we even later instappen in de lift en het gehuil met lange halen aanhoudt veronderstelt een onwetende meneer in de lift dat het allemaal toch niet zo erg kan zijn. Ik zwijg maar even.

Bij thuiskomst eet Mette de speen bijna op. Vermoeid en beetje bij beetje gekalmeerd komt ze in mijn armen tot rust. Ze wil nog wel wat drinken en haar ogen kijken me vermoeid maar helder aan. Ik vertrouw er op dat het goed is gegaan en dat de huisarts nog even niet nodig is. Terwijl ze anderhalf uur slaapt kijk ik een paar keer om een hoekje. Ze ligt er ontspannen bij. Wanneer ze wakker wordt ontmoet ik een grote glimlach. Het drama lijkt achter de rug.

Pas bij thuiskomst van Juliette merk ik hoe het voorval me heeft aangegrepen. Een ongelukje zit in zo’n klein hoekje. En niet ieder klein hoekje is te voorzien. Ik voel me schuldig dat ik het liet gebeuren, hoewel dat rationeel misschien niet terecht is. Ik voel diep van binnen de angst voor het verlies dat kan ontstaan in zo’n klein hoekje… en het is een voorportaal van een gevoel van een nog veel groter verlies. Brrr… het duurt lang voordat ik deze avond in slaap kom.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.