Zaterdagmiddag. We lunchen samen. Mette heeft een boterham met jonge kaas. En uitzicht op een gedekte tafel met een verscholen banaan. Drie stukjes van haar boterham zijn niet meer… en dan valt haar blik op de banaan. Die wil ze. Ze gaat met gestrekte arm, gretige mond en begerige ogen recht op haar doel af. Ze reikt zich vanuit haar Stokke stoel in de richting van de onbereikbare banaan. Op dat moment besluit ze dat die banaan van haar zal zijn. Wij zijn nog niet zo ver. We hebben vooral het voornemen dat ze eerst haar boterham met kaas op mag eten en dat het daarna pas tijd is voor banaan.
Dat vertellen we haar vriendelijk. De reactie is grimmig te noemen. De stoel wordt weggeduwd van de tafel. Ze zet het op een krijsen met lange halen en intervallen om diep adem te kunnen halen. Wij verbazen ons op ons beurt over zoveel misbaar bij zo’n kleine tragedie. Sussen werkt niet en na een paar minuten besluiten we de lunch maar even te schorsen en mag ze even uitblazen op de bank. Na tien minuten is ze wat bedaard en schuiven we terug aan tafel. Ze kiest nu eieren voor haar geld en begint met de eerste stukjes kaas.
Ter stimulans snij ik de banaan alvast aan en mengen we de volgende hapjes om en om met banaan en kaas. De terreurdreiging lijkt voorbij.